Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], ([18]Eertijds zeide een ieder aldus in Israel, als hij ging om God te [19]vragen: Komt en laat ons gaan tot den ziener; want die heden een profeet [genoemd wordt], die werd eertijds een [20]ziener genoemd.) 18. De woorden van vs.9 zijn de woorden van den schrijver van dit boek, en hieruit willen enigen besluiten dat niet Samuel maar Ezra of iemand anders dit boek geschreven heeft. 19. Te weten, door een profeet. 20. Alzo werden de profeten genoemd, omdat zich God door gezichten aan hen openbaarde, hetgeen zij het volk te kennen gaven. Zie Num.12:6, en Num.24:4.